Een koude heldere nacht, de winter in aantocht, december, bijna Kerst.
Ik sta even buiten en mijn adem maakt kleine wolkjes.
De hemel is zwart, met schitterende sterren.
Hoe langer ik kijk, hoe meer sterren ik ga zien, met die ene fel oplichtende ster als stralende uitblinker.
Ik ben dol op sterrenhemels.
Natuurlijk het liefst in Zuid-Europa, in een zwoele zomernacht aan het strand, liggend op mijn rug, genietend van dat spetterende schouwspel.
Maar ook de heldere winternachten thuis, ook die geven datzelfde gevoel.
Het gevoel van er te zijn in iets onmetelijk groots..., adembenemend.
En altijd, in alle jaargetijden, heb ik hetzelfde..
Wanneer ik dan naar boven kijk zie ik de mensen die er niet meer zijn, ze komen op in mijn gedachten vanuit mijn hart. Het lijkt alsof de sterren hen tot leven wekken, alsof ik even met hen kan praten, naar hen kan lachen...
Het afgelopen jaar zijn er daarboven twee mensen uit mijn leven bijgekomen.
Patty eerst, een lieve vriend, en een maand daarna Jan, mijn zo van het leven genietende zwager. Twee bijzondere mensen, twee mannen die me zo dierbaar waren, zo dierbaar zijn.
Zijn... Want ze zijn niet weg, niet echt weg.
Ze leven voort in mijn hart, poppen op in mijn gedachten.
En ik laat ze komen, laat ze hun zo karakteristieke dingen zeggen, zie hun ogen, hoor hun lach, hun zo eigen lach..
En ik lach naar hen terug, wil hen zoveel vertellen, over hoe het nu is, wat er allemaal hier gebeurt.
Maar dat hoeft niet. Ze weten het wel, want ze zitten in mijn hart, dus weten ze het.
Ik kijk naar boven, naar die flonkerende sterren.
Hoe langer ik kijk, hoe meer sterren ik zie.
En ik neem de tijd voor die schittering in de eeuwigheid.
Een koude heldere decembernacht..., bijna Kerst.
Ik ga naar binnen en weet hen dicht bij mij....