Gistermiddag. Eerst naar mijn jarige dochter, taart eten en natuurlijk een dikke knuffel geven. Daarna rij ik door, helemaal naar het verre Brielle waar een goede vriendin van mij haar 50e verjaardag viert met een verrassingsfeest. Brielle, dan kom ik langs Rotterdam, en dat vind ik altijd weer fijn. Op de heenweg zwaai ik vanaf de snelweg even naar de herkenningspunten in de wijk waar ik geboren ben, Rotterdam-Hillegersberg. Tijd voor een tussenstop heb ik niet maar misschien wel op de terugweg de volgende dag bedenk ik mij. Rotterdam trekt altijd, de stad waar ik geboren ben en naarmate ik ouder ben wordt dat gevoel steeds sterker. Toch heb ik niet zo’n zin om alleen de stad in te gaan dus ik besluit dat ik het van het moment laat afhangen.
Na een gezellige feestavond met mooie mensen en vrolijke gesprekken vertrek ik de volgende ochtend met een stralend zonnetje weer uit Brielle richting de rook van Rotterdam, en dat is letterlijk wanneer je door de Botlek komt. Ik hou van Rotterdam, van de stad, de havens en de Maas maar de Botlek vind ik vreselijk. Eindeloze tankopslagbedrijven en drie tunnels verder kom ik kilometer voor kilometer dichterbij Rotterdam-Noord, Hillegersberg. Nog steeds twijfelend of ik wel of niet de afslag zal nemen stuurt mijn auto mij op het allerlaatste moment toch naar rechts, de afslag Hillegersberg. De navigatie zet ik uit want ik weet heus wel hoe ik naar mijn huis van vroeger moet rijden, tenminste dat denk ik. Nu is oriëntatie niet mijn sterkste punt en dat is zachtjes uitgedrukt. In plaats dat ik op zeker moment naar rechts moet sla ik af naar links en zie dat ik op de Ringdijk ben beland waar ik langs mijn oude middelbare school Melanchthon kom. Ach, Melanchthon Schiebroek. Het vat vol herinneringen gaat open en ik laat ze komen. Mijn favoriete leraren, Ruud Verspeek (Engels), Hans van Strien (tekenen) en meneer de Graaf (Nederlands) en prille verliefdheden in die schooljaren. Een eind verderop kan ik omkeren en voor de zekerheid zet ik dan toch nog maar even de navigatie aan. Dat had niet gehoeven, moeiteloos rij ik via de Kleiweg richting Straatweg en besluit daar niet linksaf te slaan maar rechtdoor.
Rechtdoor is de Kootsekade, waar mijn papa geboren is, of zoals hij het graag noemde: “Avenue de Kootsekadé”. Ik stop op de hoek van de straat bij de tramremise waar mijn papa’s spannende jeugdherinneringen liggen. Die verhalen zijn vastgelegd in het boek dat ik hem ooit gegeven heb. De tramremise is nu een museum maar al is de voorkant nieuw en fris in de verf, de remise is nog steeds de remise voor mij. Aan de zijkant hangt een bloembak met rood-wit-blauwe linten eraan en nieuwsgierig loop ik daar naartoe. Ik zie een plaquette ernaast op de muur met de herinnering aan de razzia die daar in november 2044 heeft plaatsgevonden. De oorlogsverhalen uit mijn papa’s jeugd komen naar boven met de impact die dat op zijn leven heeft gehad. Ik maak foto’s en bedenk hoe geweldig papa het zou vinden dat ik hier nu loop in de straat waar hij geboren is. Zijn verhalen over “trammetje wippen” en zoveel meer belevenissen uit het boek poppen bij me naar boven.
Ik stap weer in de auto en rij een blokje om zodat ik weer op de Straatweg kom. Rechtsaf de Prins Bernhardkade op want anders kom je niet in de Prinses Margrietlaan waar ik geboren ben. De Prins Bernhardkade ligt aan de Bergse Plas. Mijn tante heeft daar lang gewoond dus ook daar liggen jeugdherinneringen. De Plas, waar we standaard elke zondagmiddag na kerktijd een “rondje plas” deden. Hoeveel stapjes en stappen van mij daar liggen kan ik niet bedenken. Ik rij door naar mijn eigen straat en sta even stil voor het huis waar ik geboren ben en tot mijn twintigste heb gewoond. De glas-in-lood ramen zijn vervangen door strakke kunststof kozijnen maar de voordeur is voorzover ik me herinner nog steeds dezelfde. Wanneer ik de straat weer uitrij sla ik als vanzelf opnieuw rechtsaf en maak opnieuw een blokje om. Nu parkeer ik de auto aan de Rotte, het is zondagmiddag dus een passend moment voor een klein rondje plas. De zon schijnt uitbundig en de lucht is blauw. Ik loop naar de ophaalbrug en het sluisje dat er nog steeds is. De sluiswachter laat precies op dat moment het water zakken, haalt de brug op en laat wat bootjes door. Wat een cadeautje om dit tafereel uit mijn kindertijd weer terug te zien!
Als kind sprong ik van die brug de Rotte in om te zwemmen totdat mijn opa aan mijn vader vertelde dat er vaak oude fietsen in het water lagen dus dat was gevaarlijk. Vanaf dat moment mocht ik niet meer van de brug afspringen, ook die herinnering komt zomaar opeens naar boven. Ik maak een praatje met de sluiswachter in heerlijk onvervalst Rotterdams. Hij vertelt dat hij geboren is op Zuid maar dat dit “het fijnste plekkie in Rotterdam is”, iets waar ik het hartgrondig mee eens ben. Mijmerend en genietend loop ik een klein rondje en geniet van het water, de zwanen en de eendjes die we vroeger altijd gingen voeren. Wanneer ik de ophaalbrug weer op loop roept de sluiswachter vrolijk “tot ziens en een fijne dag hè!!”.
Ik voel me een gelukkig mensenkind. Met een hoofd en hart vol herinneringen rij ik weer naar huis. De radio laat ik uit, er zitten meer dan genoeg mooie klanken in mij.
Zomaar even terug in mijn jeugd én in mijn papa’s jeugd..